Collegiale hulpvaardigheid
Wat me in het werk met mensen van basisscholen opvalt, is dat ze het belangrijk vinden om elkaar te helpen. Collegiale hulpvaardigheid is een mooie eigenschap en het heeft een positieve invloed op de werksfeer als collega’s zorgzaam zijn naar elkaar en elkaar willen ondersteunen binnen het werk. Maar je kunt er ook in doorschieten.
Op het moment coach ik een bouwcoördinator, Marjolein*. Marjolein is zeer betrokken bij haar werk. Ze heeft oog voor haar leerlingen, voor hun ouders en voor haar collega’s. Ouders kunnen altijd bij haar terecht, collega’s ook. Ze werkt hard en kijkt steeds hoe ze vanuit haar rol het onderwijs zou kunnen verbeteren. De combinatierol leerkracht – bouwcoördinator vraagt veel tijd en inzet, maar ze gaat er vol voor.
Regelmatig vraagt een ouder een gesprek met haar, als er een knelpunt is in de gezinssituatie. Marjolein heeft een luisterend oor. Ze vindt dit belangrijk. Het geeft haar een goed gevoel. Maar de laatste tijd gaat het knellen. Steeds vaker heeft ze gesprekken met ouders die niet gaan over iets wat met hun kind te maken heeft. Ze merkt dat ze wel kan luisteren, maar helpen kan ze de ander niet met hun problemen. Daarnaast vragen deze gesprekken zoveel tijd dat andere taken verplaatst moeten worden naar de avond en het weekend. De aandacht voor haar gezin lijdt eronder.
Bij een rondgang door de school ziet ze enkele collega’s hetzelfde doen. Ook die besteden tijd, veel tijd, aan gesprekken met ouders die gaan over zaken die niet met school of de ontwikkeling van de leerling te maken hebben.
Als ik hierover met haar doorpraat, gaat ze echter steeds opnieuw snel over op een ander onderwerp. Helpen is haar kernwaarde. Hiermee stoppen ziet ze als afbreuk doen aan haar werkkwaliteit. Ze begrijpt niet waarom ik daarover wil doorpraten.
Tot een gebeurtenis haar de ogen opent. Ze krijgt een telefoontje van haar collega Petra*. Die vraagt haar of ze misschien een adres weet van een bedrijfje dat de kleding van de poppenkastpoppen kan repareren. Marjolein reageert met: dat doe ik wel. Petra sputtert, geeft aan dat zij dat niet wil en alleen een adres vraagt. Marjolein is onvermurwbaar. Zij kan die kleding repareren, dus waarom zou ze dat dan niet doen. Petra noemt voor de derde keer dat zij dit niet wil. Marjolein kapt haar af.
En dan, ’s avonds als ze haar agenda doorneemt voor de komende weken, realiseert ze zich dat ze een taak op zich neemt, die ze er helemaal niet bij kan hebben. En bovendien dringt tot haar door dat ze met zevenmijlslaarzen over Petra heen gedenderd is. Ze voelt ineens in alle hevigheid, dat dit helemaal geen helpen is. Ze toont zo geen respect naar Petra toe. De volgende dag zoekt ze haar op en zegt dat ze ervan terugkomt en wat ze zich realiseert. En wat zegt Petra? Eindelijk! Eindelijk zie je wat je doet. Ik weet dat je het goed bedoelt als je aanbiedt het zelf te doen, maar dat was niet wat ik je vroeg. Wat ben ik blij dat je bij me terugkomt. Opgelucht kan Marjolein haar het adres geven van iemand die de klus kan doen. En daarmee is Petra écht geholpen.
Van nieuw kijken naar nieuw handelen
En wat betekent dit voor mijn coachingsgesprekken met Marjolein? Marjolein verwoordt het zelf. Ze voelt dat wij nu werkelijk samen in gesprek kunnen gaan, ze kan opnieuw naar zichzelf kijken en vanuit die nieuwe blik ook nieuw gaan handelen. Een mooi startpunt voor de volgende gesprekken.
* Omwille van privacy zijn de namen Marjolein en Petra gefingeerd.